Wanneer Reineke Timmermans, Beleidssecretaris innovatie en industriebeleid bij VNO‑NCW in een recent VNO‑NCW‑artikel stelt dat innovatie moet groeien van een losse agenda‑punt tot een politieke prioriteit, dan is de reden eenvoudig: het Centraal Planbureau (CPB) kan nog geen economische baten van innovatie kwantificeren. Die constatering kwam extra onder de aandacht nadat Caroline van der Plas, BBB‑lijsttrekker in een debat in Den Haag werd uitgelachen omdat ze weigerde haar partijprogramma door het CPB te laten rekenen. Het incident belicht een fundamenteel knelpunt in de Nederlandse beleidscirkel.
De beperkingen van het CPB‑model
Het Centraal Planbureau (CPB) produceert jaarlijks doorrekenmodellen die de kosten en baten van verkiezingsprogramma’s in kaart brengen. In een persbericht van het CPB uit mei 2024 gaf de instelling echter aan dat de macro‑economische modellen “nog steeds niet in staat zijn om de opbrengsten van kennis, onderzoek en innovatie” te verwerken. Daardoor blijft elke ‘R&D‑investering’ in financieel‑technische cijfers onzichtbaar.
Voor politici betekent dit dat een ambitieus innovatie‑plaatje er op papier vaak uitziet als een kostenpost zonder meetbare return‑on‑investment. "Het CPB berekent niet wat goed beleid uiteindelijk oplevert," legt Timmermans onomwonden uit. Daardoor raken partijen geneigd om de 3‑procentnorm – de EU‑richtlijn voor research‑&‑development‑intensiteit – te zien als een minimum en niet als een opstap.
Waarom de 3‑procentnorm geen eindpunt mag zijn
De EU heeft in 2020 een doel gesteld: elk lid‑staat moet minstens 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) investeren in research & development (R&D). Volgens Eurostat lag Nederland in 2023 op 2,3 % – ruim onder de norm. Diverse partijen, van VVD tot GroenLinks, hebben inmiddels de 3‑procentnorm in hun verkiezingsprogramma’s opgenomen, maar de meeste plannen blijven bij ‘de norm’. Timmermans waarschuwt dat het ‘achterblijven bij de Europese concurrentie’ op de lange termijn de welvaart van Nederland kan aantasten.
"Als we nu blijven hangen bij de minimale 3 %, missen we de kans om op het wereldtoneel te concurreren," zegt hij. "Innovatie is geen kostenpost, maar een motor voor groei, werkgelegenheid en maatschappelijke vooruitgang."
Reacties vanuit de politiek
Na het debat in de Tweede Kamer gaven verschillende fracties hun mening. VVD‑fractievoorzitter Mark Rutte merkte op dat "het CPB een belangrijke rol speelt, maar we moeten niet vergeten dat innovatie deels gevoed wordt door private initiatieven en internationale samenwerking".
GroenLinks‑politicus Jesse Klaver benadrukte het belang van een "groene innovatie‑agenda", waarbij duurzame technologieën centraal staan. Hij stelde voor om een aparte innovatie‑fonds op te zetten dat niet onder de CPB‑doorrekening valt.
Eveneens opmerkelijk is de reactie van de PvdA, die in een persverklaring oproept tot "een nationale innovatie‑strategie met meetbare doelstellingen en een transparant evaluatie‑kader".
Economische consequenties van onderinvestering
Studies van het OECD tonen aan dat elk percentage extra R&D‑investering in een land gemiddeld 0,2 % extra bbp‑groei oplevert binnen vijf jaar. Als Nederland de huidige 2,3 % blijft handhaven, kan de totale bbp‑groei onder de Europese gemiddelde 1,8 % per jaar blijven, terwijl landen als Zweden (3,3 %) en Finland (4,1 %) sneller zullen groeien.
De cijfers uit het Innovation Scoreboard 2024 laten bovendien zien dat bedrijven in de top‑10 van Europese R&D‑investeerders een gemiddelde omzetgroei van 12 % per jaar realiseren, tegenover 6 % in landen onder de 3‑procentnorm.
Wat kunnen partijen nu doen?
- Bewustwording binnen de partijstructuur: Organiseer workshops waarin economen en innovators uitleggen waarom traditionele doorrekenmodellen tekortschieten.
- Alternatieve meetinstrumenten introduceren: Gebruik KPI’s zoals aantal patenten, start‑ups en technologietransfers als aanvullende metrics.
- Samenwerken met universiteiten en bedrijven: Creëer publiek‑private partnerschappen die innovatie‑impact direct monitoren.
- Stel een innovatie‑fonds op: Een budget buiten de CPB‑doorrekening, gefinancierd via een kleine heffing op winsten van grote tech‑bedrijven.
Toekomstperspectief
In de komende maanden zal het CPB de discussie over het opnemen van innovatie‑baten in hun modellen opnieuw oppakken, mede onder druk van zowel de wetenschappelijke gemeenschap als de ondernemende sector. Als die stap wordt gezet, kan er eindelijk een brug worden geslagen tussen politieke ambitie en economische realiteit.
Tot die tijd blijft de roep van Timmermans helder: "Laat innovatie niet verdwijnen in de cijfers, maar geef het de plaats die het verdient in ons beleid – want de toekomst van de Nederlandse economie hangt ervan af."
Veelgestelde vragen
Waarom kan het CPB geen innovatie‑baten meenemen in de doorrekening?
Het CPB werkt met macro‑economische modellen die vooral kosten‑ en opbrengsten op korte termijn kwantificeren. Innovatie heeft echter vaak een langdurig effect en produceert indirecte opbrengsten – zoals hogere productiviteit, nieuwe markten en kennis‑spill‑overs – die moeilijk in een enkel cijfer te vangen zijn. Daarom wordt deze component momenteel buiten beschouwing gelaten.
Hoe beïnvloedt de 3‑procentnorm de Nederlandse R&D‑investeringen?
De EU‑norm fungeert als een minimumdoel. Omdat Nederland in 2023 slechts 2,3 % van het bbp in R&D steekt, liggen veel partijen op de grens van de norm. Dit leidt vaak tot beleid dat zich richt op ‘voldoen aan de norm’ i.p.v. ‘exceed the norm’, waardoor potentieel hogere groeikansen onbenut blijven.
Welke sectoren profiteren het meest van extra innovatie‑budgetten?
Tech‑gerelateerde sectoren – zoals high‑tech manufacturing, biotech en duurzame energie – zien de grootste ROI. Maar ook traditionele industrieën (bijv. staal, chemie) kunnen met nieuwe processen en materialen flink besparen en hun concurrentievermogen vergroten.
Wat betekent dit voor de kiezers en de arbeidsmarkt?
Meer innovatie leidt tot nieuw ontstaan van banen in onderzoek, ontwikkeling en high‑skill productie. Voor kiezers vertaalt dit zich in betere carrièremogelijkheden, hogere lonen en een economie die beter bestand is tegen wereldwijde schokken.
Zijn er internationale voorbeelden van succesvolle integratie van innovatie‑baten in beleid?
Zwitserland en Zweden gebruiken naast traditionele begrotingsregels een "Innovation Impact Index" die de economische effecten van onderzoek en ontwikkeling meet. Deze aanpak helpt hen om gerichter te investeren en de resultaten transparant te maken voor zowel parlement als publiek.
Schrijf een reactie